De Hall: honderd jaar één in vorm en functie
Wie tot voor kort de Hall van de Eerste Kamer betrad, kon zo uit een tijdmachine stappen: de houten lambriseringen, de lichtkoepel met glas in lood, de verlichting, het meubilair; alles stond er nog net zo bij als een eeuw geleden. 'Het enige dat hier in honderd jaar is vervangen zijn het vloerkleed en de stoffering van de meubels', zegt monumentenadviseur Gysbrecht Speyart van het Rijksvastgoedbedrijf.
Hall anno 1913 en 2021
Neorenaissancestijl
Rijksbouwmeester Daniël Knuttel ontwierp de Hall begin twintigste eeuw in een neorenaissancestijl die doet denken aan de grote hallen in Engelse landhuizen. Helemaal rondom ondersteunen zware eikenhouten gewelven een langwerpige glas-in-loodkoepel. Rondom in het hout uitgesneden zijn de wapens van de Nederlandse provincies. Aan de wanden vinden we zeven portretten van de prinsen van Oranje die de rol van stadhouder vervulden: Willem van Oranje, Maurits, Frederik Hendrik en Willem II tot en met V.
'Neorenaissance was in die tijd een veel gebruikte stijl voor overheidsgebouwen', zegt Speyart. 'Deze stijl vind je bijvoorbeeld ook terug in het oude departement van Justitie. Wat maakt dat deze ruimte Engels aandoet, is dat het zo'n grote hal is. In Nederland hebben we niet zulke grote huizen en ruimtes.'
Harmonieus geheel
De eikenhouten lambrisering en deuren rondom, de gewelven die overgaan in de opgaande houten panelen naar de koepel, het vormt allemaal een harmonieus geheel. 'De constructie is een hoogstandje en het niveau van afwerking is hoog. Het is duidelijk helemaal doorgedetailleerd, daar word ik als architect blij van', zegt Speyart.
Gasten ontvangen
Wie een foto van de splinternieuwe Hall na de oplevering in 1913 bekijkt, ziet nauwelijks verschillen met vandaag. De functie die de Hall in 1913 vervulde, heeft hij nu nog steeds: een plek waar de Kamerleden elkaar informeel kunnen ontmoeten en gasten ontvangen. Speyart: 'De stoelen en banken, de verlichting, de schouw, het is allemaal uit dezelfde tijd. Deze ruimte ziet eruit zoals je wilt dat hij eruitziet.'
Technisch modern
Het uiterlijk mag historisch ogen, technisch was de Hall bij de oplevering in 1913 een moderne ruimte. 'De verlichting was van meet af aan elektrisch', vertelt Speyart. ‘Elders op het Binnenhof vind je ook dit soort lampen, maar die zijn pas veel later elektrisch gemaakt.'
Hoewel de Hall een van de weinige ruimtes in het Binnenhofcomplex is waar geen ramen te vinden zijn, brandt de verlichting overdag nauwelijks. De glas-in-loodkoepel zorgt voor voldoende daglicht. In de koepel zijn voorstellingen te zien van een visser, een smid, een boer en een geleerde als verbeelding van de taken van de overheid, maar ook de wapens van de (toenmalige) elf provinciehoofdsteden, Amsterdam, Batavia, Suriname en de Hollandse Leeuw.
Tijdens de inventarisatie in dit deel van het Binnenhof is niet alleen de Hall bestempeld als stijlkamer, maar ook de andere ruimten vanaf de voordeur richting Eerste Kamer: de entreehal met de receptiebalie als moderne stijlkamer, het trappenhuis van bouwmeester Pieter Post uit de zeventiende eeuw, de koffiekamer uit 1935 en aan het eind, als climax, de monumentale zeventiende-eeuwse Statenzaal van Pieter Post, nu de plenaire vergaderzaal van de senaat.
Publicatie 28 december 2021, auteur Lars Kuipers